Een fietsritje door de polder

Het is hier in Amsterdam en omstreken beroerd fietsen. Alleen maar stinkende autowegen en anders wel vliegtuigen, zoveel kanalen dat ze altijd in de weg zitten en geen enkel stukje leuk groen. Dacht ik! Maar daar moet ik op terugkomen.

Vanmiddag thuisgekomen uit Enschede na het feestje van N. restte mij nog een uurtje of 4 heerlijk voorjaarsweer, global warming-style: zonnig, warm en een kraakheldere hemel. Er ging gefietst worden! Bij gebrek aan fietsmaatjes (wie vraag je zondagmiddag om 16:00 nog?) trok ik alleen ten strijde. Op de kaart lachten de Vinkeveense plassen en een hoop kringelweggetjes daaromheen mij toe. Daar moest ik zijn! Zonder een duidelijk plan over het aantal te rijden kilometers vertrok ik met 2 mueslirepen, 5 gedroogde vijgen en 2 bidons richting het Amsterdam-Rijnkanaal. De oplettende lezer valt het wellicht op dat dit aan de magere kant was. De minder oplettende fietser in mij zou hier pas na 80km achterkomen!

Het Amsterdam-Rijnkanaal dus. Daar was het al prettig fietsen. Windje schuin in de rug, ook niet verkeerd. Al moet ik wel toegeven dat er continu een bepaalde industriewalm hing. Dit stemde mij nog niet positief over het fietsen in de Randstad. Weldra slingerde ik wat meer de polder in, en het werd beter. Veel beter! Eindeloze slingerwegen langs even eindeloze vaarten en plassen volgden elkaar op. De lucht werd eindelijk fris.

Ieder schilderachtig boerderijtje wat ik tegenkwam had minstens 2 auto’s voor de deur, waarvan bij voorkeur minstens 1 Jaguar. Leuk wonen in de polder is blijkbaar niet voor iedereen weggelegd. Na wat heen-en-weergeslinger langs meerdere dorpjes werden ook de Vinkeveense plassen aangedaan, mij inmiddels welbekend na een Rondje Eilanden met B. vorig jaar. Hier zijn de huizen en auto’s overigens helemaal spectaculair.

Inmiddels zat ik op zo’n 45km en een plan begon zich te vormen: het werd 80km, of misschien wel 100. De benen voelden goed, dus 100km zou leuk zijn. Maar mijn eetvoorraad slonk al aardig. Na van de laatste mueslireep de helft te nemen sprak ik met mezelf af dat de andere helft pas op km 60 genuttigd zou worden.

Vervolgens even de bordjes richting Amsterdam gevolgd. Toen in de verte de skyline met Arena en verschillende kantoorgebouwen begon op te doemen, weer wat afgezwaaid naar het westen. Maar na enige tijd was ik Amsterdam toch wel zo dicht genaderd dat er een duidelijke keuze gemaakt moest worden: ofwel richting huis, ofwel een lus eraan breien. Dit was rond km 65. De benen voelden goed, en ik had 100km stiekem al tot mijn doel gemaakt, dus hup, zuidwaarts maar weer. De wind had overigens de neiging steeds in de rug te blijven. Met hartslagwaarden zoals je ze wilt in een rustige duurrit reed ik geregeld 35-37.

Edoch, rond km 80, ik was inmiddels in Aalsmeer beland, begon zich wat vermoeidheid te vertonen. Sterker nog, mijn benen waren leeg, alles was leeg, en ik had nog maar 1 vijg en een paar goede slokken drinken over! Zo ging ik die 100 niet redden. Alles toch maar meteen opgemaakt en heel fanatiek een kraan en een cafetaria met AA-drink en een Snickers gevisualiseerd. En jawel, rond km 85 was ik in Amstelveen en na enkele bordjes Stadshart was daar ten eerste een benzinestation met kraan – ahhh, water – en ten tweede mijn redding op dit benauwde moment: Carels cafetaria. In tegenstelling tot wat de naam deed vermoeden was deze uitspanning gespecialiseerd in nasi ramas en werd hij gerund door slecht Nederlands sprekende Chinese dames. Evenwel konden ze mijn bestelling van een flesje AA en een Snickers prima afhandelen. Wat een genot! Ik bruiste weer van de energie, knallen maar met die laatste km’s. Door het Amsterdamse Bos en met een kleine omweg door Osdorp om toch zeker aan die 100 te komen flitste ik langs stoplichten en nietsvermoedende passanten. Om bij thuiskomst 101,93 op mijn teller te zien staan. Mission accomplished.

Conclusie: het is goed fietsen in de polder. En solo 100km rijden is 3,5 uur pure meditatie.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *