Nooit deed ik er een. Een “trainingswedstrijd”. Trainen is trainen, racen is racen. Maar vandaag kroop het bloed waar het niet gaan kon. Teamie Arjen wees me er vrijdag op dat er nog startplaatsen waren voor de Olympische Afstand bij de Duin Triathlon Almere. Starten om 15:00, een schappelijke tijd voor een zondag, en ik ging er toch al heen om de 1eDivisie-teamies van De Dolfijn te zien schitteren (en dat deden ze!).
Het plan
Volgende week zondag bij het NK Sprint in Amsterdam moet het echt gebeuren, dit is een training. Dus van alles wat ik vandaag doe, moet ik volgende week 100% hersteld zijn.
Daarom:
Hard zwemmen (dat is toch niet zo belastend en ik wil wel weten waar ik sta), hard wisselen (idem, en het is een goede training). Fietsen zonder ooit maar een keer te pushen of vermoeidheid te voelen, en vooral echt inhouden bij het lopen omdat dat over het algemeen het meest slopend is voor spieren, pezen en al die fijne dingen die ik volgende week ook nodig heb.
Hoe het zich ontvouwde
Het begon zoals het moest. Dit is geen wedstrijd, het is een training. Waarom zou ik stressen?
Hierbij opgemerkt dat ik ook bij wel-wedstrijden vaak als laatste bij de start aankom, maar dan met iets meer haast.
Pang! Het Gooimeer in. Het is een rustige dag qua wind, maar toch zijn er meer golven dan in het buitenwater waar ik meestal in zwem. Al snel vind ik een paar benen om achter plaats te nemen en die laat ik de hele eerste zwemronde niet meer gaan. Ik denk dat het Chris Brands was, aan de tussentijden te zien. Even het strandje op, rennen door mul zand en we doen het nog eens. De benen moet ik laten gaan, maar een volgend paar dient zich aan en ook hier kan ik de hele zwemronde achter blijven.
De wissel viel me mee. Voor de verandering ging mijn wetsuit een keer wel snel uit. Babyolie for the win. Ik hoor “elfde”. Of was het “zevende”? In ieder geval geen “achtenveertigste” of “honderdvijfenvijftigste”. Snel op de fiets voor… niet snel fietsen. Nou ja, niet heel snel dan. En zeker niet te veel geven. Aldus geschiedde, ongeveer. Want als er mannetjes met dichte wielen en tijdrithelmen langskomen, was de drang om even datzelfde tempo te gaan rijden, groot. Maar ik liet ze gaan.
Het hielp erg dat mijn fiets nog in dezelfde staat was als na de koppeltraining in de regen van afgelopen woensdag: zanderig en zonder enige vorm van smeer op de ketting. Ik geloof sterk in de bijdrage van geluid aan ervaringen. Kijk een film en zet het geluid uit of zacht: daar is weinig meer aan. Dit, uiteraard, gezegend als ik ben met zowel een goed gezichts- als gehoororgaan. Het geluid wat mij vertelt “dit gaat lekker hard” is het zoem-zoem-zoem van mijn wedstrijdwielen, de kleine geluidjes van soepel lopende fietsmechanica en suizende wind. Vandaag hoorde ik “grk-grk-grk” van een droge, vuile ketting. Een mooi geheugensteuntje dat het vandaag écht niet hard moest. Sorry voor de geluidsoverlast aan iedereen die ik ondanks dat, toch inhaalde.
Dan weer, zoals gepland, hard wisselen. Een seconde laten liggen in de volgorde “helm afdoen” versus “schoenen aantrekken”, maar verder tamelijk optimaal. Ik hoor “vijfde”.
Lopen. Hard-maar-niet-echt-hard. In een losse 10km loop ik 35 laag, in mijn eerste OD dit jaar 36 hoog. Wat is dan hard-maar-niet-echt-hard? 40? 38? Ik besluit op gevoel rustig te lopen, mijn hartslag onder de 170 te houden afgezien van de “zandbak” waar we vier keer doorheen mogen en het verder wel te zien. Nummer vier in de wedstrijd voor me zag ik al snel. Mijn hard-maar-niet-echt-hard-tempo blijkt harder dan wat hij loopt, en ergens aan het einde van de ronde ben ik er voorbij. Ronde 1 van 4: 9 laag. Is dat hard-maar-niet-echt-hard? Zo voelt het nog wel. Ik word vooruitgejoeld door Dolfijners en andere vrienden, “het gaat goed”! Het is net een wedstrijd.
Het parcours stroomt vol met deelnemers die nog een ronde meer moeten, en de volgorde in de wedstrijd (training!) is voor mij niet meer te achterhalen. Ik hobbel lekker door in nog eens 9 laag, 9 laag, en hoor “derde”. Goh, derde. In de training. Toch maar een beetje aanzetten dan, die laatste ronde. Wie weet hoe klein het verschil met nummer twee is, of welke snelle loper er nog van achter komt. En hoeveel hebben mijn kuiten nou te lijden van 2.5km iets harder lopen?
De afstand op de nummer twee (Chris Brands, die wel hard-en-echt-hard fietste) bleek ruimschoots onoverbrugbaar, en er kwam niemand meer van achteren. Derde op mijn eerste trainingswedstrijd.
Hoe ik erop terugkijk
Dit was fantastisch! Normaliter hobbel ik met een grimas van de zure benen het loopparcours rond en schraap uit het diepste van mijn reserves nog een excuus voor een eindsprint, nu ging alles gevoelsmatig op het gemakje en kon ik kiezen of ik wat langzamer of sneller ging. Een wereld van verschil.
Ironisch genoeg haalde ik op het onderdeel wat het rustigste moest (maar niet ging) relatief het beste resultaat. 36:42, de beste looptijd van de dag. Dus dat is hard-maar-niet-echt-hard. Of toch niet?
De vraag is: zou ik sneller geweest zijn als ik dit niet als trainingswedstrijd beschouwd had? Misschien. Een beetje. Maar ik denk eerlijk gezegd niet veel. Ok, ik zou mijn ketting gesmeerd hebben, mijn tijdritmateriaal hebben opgetrommeld en wat harder gefietst hebben. Maar zo makkelijk voelde dat vandaag nou ook weer niet. En ik zou vrijwel zeker minder fris aan het lopen zijn begonnen. Het bevalt me wel, hard-maar-niet-echt-hard.
Rustig teruggefietst naar Amsterdam met teamies Arjen en Willem onder een zich gemoedelijk voortzettend “grk-grk-grk”. De zon schijnt nog steeds, net als de hele dag. Het leven is goed. Ik zou meer trainingswedstrijden moeten doen.
Uitslag Duin Triathlon Almere, Olympische Afstand
Dank aan Daan en Willem voor de foto’s!