In februari, toen het nog koud en guur was en het triathlonseizoen nog ver, ver weg, schreef ik me in voor de Flitstriathlon. Blijkbaar waren heel veel mensen nog drukker met hun wedstrijdplanning bezig, want een paar dagen na de opening was hij vol, en ik eindigde op de wachtlijst. Maar wat schetste mijn verbazing afgelopen maandag: er viel iemand uit en ik mocht toch meedoen. Yes! Al vormde dat planningstechnisch met mijn werk wel een uitdaging: op dinsdag besloot een centrale server dat hij ons nu echt lang genoeg gediend had, crisis dus, en vandaag had ik een belangrijke deadline. Maar de server werd opgelapt, de klus geklaard en warempel toog ik om 15:00, zij het ietwat moe en gestressd, richting Nijkerk.
Na een tussenstop bij de Coffee United op Amersfoort CS, waar ik onder het genot van 2 halve liters Jasmin Green Tea de laatste eindjes van mijn klus bij elkaar telewerkte, slaagde ik er ondanks mijn vroege vertrek in om slechts 10 minuten voor de eerste start van 19:00 bij het inschrijfbureau te verschijnen. In de Flitstriathlon wordt er in tijdritvorm iedere 10s iemand weggeschoten. Mijn start bleek pas om 19:42 te zijn. Ik had ruim voldoende tijd en alles zou goedkomen. Yes! Het eerste echte ontspanningsmoment in 2 dagen.
Dan de voorbereiding. Fiets klaarzetten, wat rondhuppelen in het Parc Fermé, kijken naar de concurrentie. Een snelle blik op de deelnemerslijst had me geleerd dat Tjardo Visser de te kloppen man was. Rondkijkend op het wedstrijdterrein bleken echter ook onder andere Freek de Boer, Peter van Grootheest, Joost Bokkers en de legendarische Rob Barel aan de start te staan. Meer kapers op de kust dus.
Het werd 19:42, en weg was ik. Zo’n ongangbaar zwemonderdeel had ik nog niet meegemaakt: 11 banen in een 36-meterbad, “400” meter dus, waarbij je net als tegenwoordig bij de UT Triathlon bij het keerpunt steeds overgaat naar de volgende baan. Na 5:40 klom ik het bad uit. Prima, da’s wel mijn zwemniveau nu.
Wissel 1 ging soepel. Snel naar de fiets, eindelijk weer eens mijn Spiuk op en weg was ik. Er stond veel wind, maar gek genoeg heb ik daar niet echt last van gehad. Fietsen voelt altijd zwaar, en de snelheid bleef goed.
Dit was de eerste keer dat ik een triathlon deed met compressiekousen aan. Op de fiets begonnen mijn kuiten vrijwel direct van onder tot boven te schreeuwen dat er kramp aan kwam. Ik begon me af te vragen of die kousen een goed idee was geweest. De kramp zette gelukkig niet door, misschien was het de kou en de nattigheid die goed samen hadden gewerkt. Achteraf voelen mijn kuiten wel goed, dus ik denk dat de kousen wel nut hebben gehad.
Een leuk aspect van het tijdritformaat is dat je continu mensen om je heen hebt. Meestal kom ik op de fiets maar een paar mensen tegen, maar hier waren het er tientallen. Op ongeveer de helft haalde ik Joost Bokkers in, van wie ik weet dat hij goed fietst, en die een paar plaatsen voor mij was gestart. Niet slecht. Ook het tweede deel van de fietsronde kon ik goed door blijven trappen en na iets minder dan 29 minuten parkeerde ik mijn aluminium ros weer.
Het lopen voelde zwaar, en bleek later ook niet zo hard gegaan te zijn als ik wilde. Mijn voeten hebben ook het hele looponderdeel dood aangevoeld. In de tweede en laatste ronde werd ik tot mijn verrassing gepasseerd door… Joost Bokkers, met in zijn kielzog Freek de Boer. Ho eens, ik dacht dat hij hard fietste, niet liep. Maar dat blijkt tegenwoordig andersom. Ik kon een tijdje aanpikken en toen moest ik ze laten gaan. De tweede ronde naderde zijn einde. Even doorbijten, alles eruit, proberen nog wat seconden te pakken, want je hebt geen idee wat de tijden van de rest zijn. In 54:46 kwam ik over de finish. Looptijd 18:11, met de tweede ronde 40 seconden sneller dan de eerste. Ik kwam langzaam op gang.
En wat deed die rest? Tjardo Visser deed wat hij vorig jaar ook deed: winnen, in 53:30. Rob Barel had afgelopen weekend op Sardinië door zijn lekkebandenfestijn niet gelopen, en kon met zijn frisse benen Tjardo op enkele seconden na bijna bijbenen. Peter van Grootheest zwom net iets harder, fietste net iets harder en liep net iets harder dan ik. De net-niet-plek, nummer 4, was voor mij. Maar die is ook mooi!
Naast plek 4 heeft deze wedstrijd me ook een blauwe teen opgeleverd. Daar ben ik minder blij mee. Blijkbaar heeft die in de verdrukking gezeten, en met het dode gevoel in mijn voeten merkte ik sowieso niet of mijn tenen zich goed of slecht voelden. Nog 10 dagen om te herstellen, dan doe ik de OD in Amsterdam, clubkampioenschap van De Dolfijn. Véél belangrijker dan het NK in Stein de week daarna, dat lijkt me duidelijk.